5. In huis Het huis. Na casa is in huis oftewel in het huis. De keuken Moeder is in de keuken Roupa zijn kleren/kleding. Lavar betekent wassen. Dus lavar roupa betekent kleren wassen. Louças is vaatwerk. Dus lavar louças betekent de vaat wassen oftewel de afwas doen. De melk staat in de koelkast A geladeira Ligar o rádio O rádio Ligar o rádio Ligar o rádio Ligar betekent iets aanzetten. Dus ligar o rádio betekent de radio aanzetten. A luz Ligar betekent iets aandoen,iets aanzetten. A luz is het licht, dus ligar a luz betekent het licht aandoen.
Desligar is het tegendeel van ligar dus betekent uitzetten. betekent dus de radio uitzetten. De televisie aanzetten. A televisão Ik ga nu het journaal kijken. Agora is nu. Assistir is letterlijk bijwonen. Vou is de vervoeging van het werkwoord ir = gaan. Eu vou is ik ga. A novela Iedereen houdt van / kijkt graag naar de serie/soap van acht uur. Mijn broer zit op de bank Sofá Cadeira In de woonkamer staat/is een tafel met zes stoelen. Sala is woonkamer en cadeira betekent stoel. Grijs De as Cinzeiro
O cinzeiro O cinzeiro O cinzeiro De asbak Mesa De asbak staat op de tafel Mijn vader is in de garage de auto aan het schoonmaken. Quarto Mijn zus is in haar kamer/slaapkamer. Quarto is kamer maar meestal bedoeld als slaapkamer Armário Zij heeft een kast met twee lades en een grote spiegel Zij ligt in/op bed naar muziek te luisteren Ons huis heeft drie slaapkamers, een woonkamer en een speelkamer We hebben ook een zwembad Waar is het toilet? Banheiro Piscina Cama Garagem Sala
Ali, primeira porta à esquerda Ali, primeira porta à esquerda Ali, primeira porta à esquerda Daar, eerste deur links Oefeningen Herhaal: Assistir o jornal A mesa está na sala
O carro está na garagem A cama está no quarto Onde é o banheiro? 2010 Antonius H. G. van Creij